Artikelindex

 

Preek 20 november 2016, gedenken van overledenen

 

Bijbeltekst: Genesis 50: 22-26  

A. Hoe verder gaan na het sterven?

Het sterven van iemand: maakt een einde van een mensenleven;

de dag van het begraven of cremeren: laat dat einde publiek zien.

En hoe gaan we vanuit dat einde verder?

In de eerste bijbellezing van vandaag: sterft Jozef.

Zijn leven gaat ten einde.

Maar wordt er ook al iets aangeduid hoe de broers van Jozef en zijn kinderen verder kunnen?

B. Terugblik op het leven van Jozef

Als het sterven van Jozef nadert, roept hij zijn broers bij zich.

Zij komen rond zijn sterfbed staan.

Wat heeft hij met hen wel niet meegemaakt?

Als jongen had Jozef triomfantelijk zijn dromen verteld aan zijn broers:

dat hun korenschoven zich zouden buiten voor zijn korenschoof.

De broers hadden er wel raad mee geweten: ze hadden Jozef eerst in een put gegooid,

onder het aardoppervlak, als begroeven ze hem toen al.

Daarna hadden ze hem als slaaf verkocht naar Egypte.

Daar klom Jozef eerst op in het huis van zijn meester Potifar.

Maar hij werd tenslotte in een gevangenis gegooid,

die Jozef zelf aanduidde als een nieuwe put, een onderaardse kerker.

Maar omdat hij iets met dromen had en die kon uitleggen,

werd hij later geroepen bij de farao van Egypte om díens droom uit te leggen.

Jozef was al meerdere keren gestorven:

in de put, in de slavenkaravaan, in de gevangenis.

Jozef wist wat sterven was,

hij had ook ervaren wat opstanding was:

nieuwe kansen, uit de dood vandaan; ongedacht, toch gekomen.

Jozef had in Egypte zijn broers graan kunnen geven,

toen zij honger leden in Kanaän en voor hen de dood dichterbij kwam.

Jozef redde hen toen van de dood.

Na nieuwe twisten tussen Jozef en zijn broers in Egypte, waren ze uiteindelijk elkaar

in de armen gevallen.

Ze hadden geleerd wat de familieband voor hen betekende,

hoeveel ze aan elkaar hadden, hoeveel ze gemeenschappelijk hadden.

Deze broers staan aan het sterfbed van Jozef.

En wat kon Jozef meegeven aan zijn kinderen en kleinkinderen en achterkleinkinderen?

Jozef kon vele fouten van zichzelf vertellen, wegen die doodlopen.

Jozef kon vertellen over de waarden van het leven, wat hij samen met zijn broers had geleerd.

Hij kon ook vertellen over een wonderlijke leiding van God

door al zijn eigen goede en slechte dingen heen,

over zijn eerdere opstandingen uit de dood,

die vertrouwen wekten voor dit laatste aanstaande sterven.

Dan sterft Jozef inderdaad.

Hij wordt, zoals in Egypte gebruikelijk bij iemand met een hoge positie,

gebalsemd, en daarna gelegd in een kist.

De bijbeltekst noteert een detail: Jozef was een ‘zoon’ van 110 jaar.

Niet een oude man, maar ‘een zoon’, alsof hij nog steeds de trekken in zich had

van die jongen van 17 jaar met zijn dromen.

In een kist wordt hij gelegd,

Maar de kist wordt niet gezet in een graf of onder in een piramide geplaatst.

De kist blijft staan, wordt ergens in een hal op een mooie plaats gezet,

wachtend op iets wat nog komen moet.

C.   De blik naar voren

Want in de laatste dagen van zijn leven

had Jozef nog enkele woorden tot zijn broers en kinderen gesproken,

woorden die voor hem van groot belang waren.

Jozef had hun gezegd, dat zij nu dan wel in Egypte woonden,

waar ze het vrij goed hadden, waar voldoende voedsel was.

Maar hij had hen eraan herinnerd, dat de toekomst van hun nageslacht toch ergens anders zou zijn, in het land van hun familie, in Kanaän.

Hij had hen, met profetische blik, toegezegd: “God zal zeker naar jullie omzien

jullie zúllen weg kunnen gaan uit Egypte, en opgaan naar Kanaän.”

In Kanaän zouden ze gaan in de sporen van hun voorgeslacht, van Abraham, Isaák en Jakob,

daar zouden ze vorm gaan geven aan een gezamenlijk leven

vanuit de voorschriften van de God van hun voorouders.

Jozef had hun gevraagd: Wanneer jullie of jullie nakomelingen gaan,

laat ze dan mijn beenderen meenemen, en mij begraven in Kanaän, waar ik vandaan kom.

En in het boek Exodus wordt daadwerkelijk verteld, dat bij de uittocht uit Egypte

de beenderen van Jozef meegenomen worden, Ex. 13.

En in de laatste verzen van het boek Jozua, na de intocht in het land,

wordt beschreven hoe de beenderen van Jozef begraven worden in Sichem,

daar waar hij eens met zijn broers samen was.

De kist met het lichaam van Jozef zal door zijn kinderen of kleinkinderen of achter-kleinkinderen Egypte uitgedragen worden, door de woestijn heen.

Het volk Israël zal dan nog een ándere kist dragen,

de kist met stenen tafels met daarop 10 woorden.

In het Hebreeuws wordt daarvoor in beide gevallen hetzelfde woord gebruikt.

De nakomelingen van Jozef zullen de kist met hun voorvader dragen

én ze zullen de kist, of ark, met de 10 woorden dragen.

Anders gezegd: ze zullen het lichaam van Jozef meenemen,

zijn levensverhaal, dat verleden dat hun gevormd heeft.

En ze dragen de ark met vaste geloofswoorden die de richting wijzen naar de toekomst.

Dit bijbelverhaal zegt ons iets, hoe wij verder kunnen gaan na de dood van onze geliefden.

Wij zijn beïnvloed, gevormd door degenen die we moesten loslaten,

als vader, moeder, zus, broer, als medegelovige.

Wij moeten na hun dood verder.

We komen in andere omstandigheden, we trekken door ander gebied.

Maar als we verder trekken, laten we de overledenen niet achter.

We nemen voorwerpen mee die ons aan hen herinneren:

een urn, foto’s, wat de overledenen heeft verzamelend, wat we samen hebben gekocht,

wat zij of hij heeft gemaakt.

Allerlei dingen in huis herinneren ons aan hen.

Daarmee dragen we hen zelf met ons mee, in onze gedachten, in ons hart.

We dragen mee: hun fouten, waarvoor wij dus gewaarschuwd zijn.

We dragen mee wat zij ons hebben laten zien aan dingen die het leven waarde geven.

En naast hun ervaringen zijn er de bredere woorden van het geloof om ons richting te geven,

zodat we niet verdwalen in de wereld waarin we leven.

Jozef heeft in de laatste dagen nog een laatste ding gezegd, met nadruk.

“Als ik er niet meer ben, zal God er wél zijn bij jullie,

al moet ik het af laten weten, God zal niet wijken van jullie,

hij zal naar jullie omzien, hij zal komen en jullie opzoeken.”

Dat ‘hij zal naar jullie omzien’ zegt Jozef tot 4 x toe,

opdat zijn kinderen en wie na hen komen dat vooral niet zullen vergeten.

We moeten mensen afstaan aan de dood.

Maar we dragen hen met ons mee op onze verdere levensreis,

zoals we ook de woorden van de kerk met ons meedragen als houvast.

Maar ook God zelf zal als de Levende met ons mee optrekken,

ons terzijde staan bij waar we op stuiten in het landschap van ons leven.  

Hij zal ons de weg wijzen naar goed land.

In dankbaarheid om wat wij van wie voor ons waren ontvingen,

kunnen wij de blik opslaan naar voren,

in verwachting van wat God ons zal geven.

Amen.